In liefdevolle herinnering aan mijn moeder, Trien Potveer – Steltenpool
Dankbaar kijk ik terug op een mooie en onbezorgde jeugd in de jaren zestig en zeventig, in ons knusse huisje aan de Dorpsstraat. We hadden geen verwarming, maar een kolenkachel. Als het vroor lag er een ijslaagje op de dekens en stonden de ijsbloemen op de ramen.
De ingebouwde kasten roken muffig en we werden nog gewassen in de gootsteen. Op de kamertafel lag een Smyrna-tafelkleed. De lage zit bestond uit een kloostertafeltje en twee leunstoeltjes. Datzelfde tafeltje stond de afgelopen dagen bij haar, vol lieve kaarten.
Mijn moeder was altijd thuis. In die tijd kwamen de bakker, de slager en de melkboer nog aan de deur. Ze hield niet van buiten zitten in de zon; ik denk dat ze mede daardoor bijna geen rimpels had.
Zo leefde en zorgde mijn moeder voor haar gezin, in een tijd zonder luxe.
We liepen er altijd mooi gekleed bij. Dat had ze van haar vader meegekregen, die zei:
“Goed gekleed en goed gevoed, om je nek een bontje en op je hoofd een mooie hoed.”
Voor kleding gingen we samen een dagje naar Hoorn. “Wel naar Intema hoor” – een C&A’tje, dat kon niet. Tot het laatst hield ze die voorkeur voor merkkleding en die afkeer van goedkope winkels.
Met Sinterklaas en onze verjaardagen kregen we altijd mooie cadeaus. Op eerste kerstdag mochten we eten van het trouwservies met het gouden randje. De rest van het jaar stond het servies weer in de kast.
Mijn moeder was de oudste van 19 kinderen en ze ging trouw bij iedereen op verjaardag. Ze was een stille genieter: ze zei niet veel, maar ze genoot wél.
In deze tijd roept iedereen: “Leef in het nu!” Nou, dat deed mijn moeder. Ze keek niet terug, had geen rancune over vroeger en maakte zich niet druk over later. Ze leefde in het moment en genoot. Tot haar einde toe bleef ze een bescheiden en tevreden vrouw, die nooit klaagde of zeurde.
De afgelopen dagen zeiden sommigen: “Wat jammer dat ze die val nog heeft moeten meemaken.” Maar doordat ze in het ziekenhuis lag, kwamen we vaker bij haar en waren we extra zorgzaam voor haar. Daardoor waren die laatste dagen heel waardevol.
Ze is gegaan zoals ze was: rustig en alleen. Zonder nog iets te moeten zeggen. Daar was ze het type ook niet voor. Ze was geen moeder die zei: “Ik hou van je.” Maar ze liet haar liefde zien door haar zorg voor ons, en doordat het ons aan niets ontbrak.
“Haar liefde zat in de kleine dingen, en die draag ik voor altijd met me mee.”
Je dochter, Ria