Lieve mensen,
Nu de meesten van ons veel tijd binnenshuis moeten doorbrengen en daardoor meer tijd hebben om te lezen, maak ik van de gelegenheid gebruik om u wat meer te vertellen over één van mijn favoriete schrijvers: Ben Brinkel, beter bekend onder zijn pseudoniem Michel van der Plas.
Wat Michel van der Plas voor mij betekent:
Januari 1974. Een vrijdagavond op het blindeninstituut Sint Henricus in Nijmegen. Met een paar vriendjes zit ik te kletsen bij de radio in de kelder. Om 22.00 uur worden we stil, want van het programma dat dan begint, willen we niets missen. Cursief heet het. Gerard Cox en andere coryfeeën uit de kleinkunstwereld brengen liedjes en conferences over actuele onderwerpen. We vinden het prachtig. Bij de afkondiging wordt Michel van der Plas genoemd als één van de medewerkers.Die naam zegt me op dat moment nog niets.
8 mei 1985. Met meer dan tienduizend andere katholieken sta ik op het Malieveld in den Haag. De zon schijnt. De sfeer is opgetogen, als op een reünie. Hier zijn mensen bijeengekomen die twintig jaar daarvóór hoge verwachtingen hadden van de kerkvernieuwing die werd aangekondigd op het Tweede Vaticaanse Concilie. Eén van de journalisten op dat concilie was Michel van der Plas.
Voor Elsevier en voor de KRO gaf hij elke week verslag van de gebeurtenissen en vooral ook van de sfeer in Rome. Zo was Michel van der Plas letterlijk één van de stemmen van het concilie.
Zijn beschaafde, welluidende stem klinkt ook vandaag. ‘We laten ons niet de kerk uit jagen!’ roept hij door de microfoon. Het geluid galmt over het veld. Er klinkt een groot applaus. Ik klap enthousiast mee.
2 maart 1991. Ik ben te gast in de Sint Adelbertabdij in Egmond Binnen. De gasten gebruiken het middagmaal samen met de monniken. Tijdens het eten leest één van de broeders voor. Zo hoor ik een fragment uit het boek ‘Mijnheer Gezelle’ van Michel van der Plas.
De priesterdichter Guido Gezelle is pas gewijd. Benieuwd naar zijn eerste benoeming komt hij op gesprek bij de bisschop. Deze zegt zonder omhaal tegen hem: ‘Vanaf volgende week geeft ge les!’ Bij het horen van deze plompverloren mededeling aan de jonge priester schieten enkele broeders in de lach.
22 juli 2013. Met een bevriend echtpaar loop ik op een grasdijkje in de buurt van Schoonhoven. Het is 11.00 uur en erg warm, maar toch voel ik aan mijn voeten dat het gras nog nat is. ‘Zingt als het gras dat dankt voor dauw’, denk ik onwillekeurig.
Die avond zitten we op een terrasje en ik vertel hen wat ik die ochtend heb gedacht. Uit welk lied komt dat ook alweer… vraagt de vrouw. Ik begin te zingen: ‘Zingt voor de Heer van liefde en trouw…’ Ze valt in. Ook haar man zingt af en toe een flard mee. We zingen het lied helemaal uit. ‘Dat is van Michel van der Plas’, zeg ik. Een paar uur later hoor ik op de radio dat de dichter overleden is.
In 1963 schreef Michel van der Plas het boek ‘Uit Het Rijke Roomsche Leven’, dat vol staat met foto’s uit de jaren 20 en 30. Het ‘Rijke Roomsche Leven’ zou nooit meer terugkeren. Dat hoefde ook niet. De jaren 60 vroegen om een andere kerk: minder totalitair, minder hiërarchisch. De vernieuwingen kwamen voor hem niet snel genoeg, maar Michel van der Plas bleef zijn kerk trouw. Eind jaren tachtig begon hij gedichten te schrijven bij de zondagse lezingen uit het evangelie. Toen hij de helft klaar had, maakte hij daar een klein bundeltje van: ‘De man uit Nazareth’.
Ik heb het meteen aangeschaft en in braille laten omzetten. Als ik een overweging heb gemaakt voor een woord- en communieviering, sla ik het bundeltje meestal even op. Staat er een gedicht in bij het evangelie van deze zondag? En past dat bij mijn overweging? Vaak is het raak.
Als ik aan het eind van mijn overweging een gedicht voorlees, dan is dat dus niet van eigen hand.
Het gedicht dat ik voorlees is, net als veel conferences van Wim Sonneveld, net als de meeste liederen van Frans Halsema, net als de prachtboeken over het Rijke Roomse Leven en Guido Gezelle en nog vele andere boeken, gevloeid uit de vaardige pen van Michel van der Plas.
Ter illustratie volgt hierna het gedicht ‘De Rots’, dat past bij het evangelie van Lucas 18, 1-8.
De Rots
Als niemand mij meer hoort of ziet
In nood of doodsgevaar
Dan weet ik: God vergeet mij niet
Hij maakt zijn woorden waar.
Hij is mijn waarheid en mijn recht.
Hij is de Toeverlaat
Die doet wat hij heeft toegezegd,
Die voor zijn mensen staat.
Hij is de rots waarop ik bouw,
De ene naam die redt,
Hij is de troost die ik vertrouw,
Het heil van mijn gebed.
Hij is mijn koning en profeet,
Mijn schuilplaats en mijn schild,
De vriend die van mijn vrezen weet
En die mijn honger stilt.
Hij is mijn macht, hij is mijn moed,
Mijn toekomst in de tijd,
Hij is mijn God, hij is voorgoed
De grote zekerheid.