Vorige week woensdag is in aanwezigheid van enkele familieleden, in onze urnenmuur een urn geplaatst met de helft van de as van Gré Versluys.
Ik heb mevrouw Versluys alleen in haar nadagen gekend, maar ondanks alle kwalen waar ze toen al aan leed, had ik wel in de gaten dat ze een vrouw was met pit.
Pas bij haar uitvaart in april 2017 hoorde ik haar levensverhaal. Daarbij steeg mijn bewondering voor haar alleen maar.
Ze had in Amsterdam een goed leven, met een baan als leidinggevende in de textielindustrie en een leuke groep vriendinnen.
Maar dat leven gaf zij op om hier directrice te worden van De Horstenburgh. En hoe! Opkomen voor de belangen van de oude mensen die aan haar zorg waren toevertrouwd, dat kon ze goed, maar ze had vooral hart voor de mensen.
Ze gaf zich helemaal. Zo raakte ze verknocht aan Obdam en vond ze haar levensvervulling. Daarom moest de helft van haar as in Obdam blijven en niet, zoals de andere helft, worden bijgezet in het familiegraf in Amsterdam. Het is duidelijk dat Gré Versluys een vrouw was met een roeping, maar zoiets kun je enkel achteraf zeggen vind ik.
Op voorhand mag je alleen maar hopen dat je de goede keuze hebt gemaakt.
Ik voelde me daarom min of meer overvallen toen de spirituaal (geestelijk leidsman) van het seminarie enkele maanden geleden aan mij vroeg of ik wel roeping had.
Voelde ik me geroepen tot het priesterschap? ‘Geroepen… ik weet het niet’, luidde mijn schamele antwoord. Ik heb nooit een stem gehoord, laat staan dat ik ooit een engel heb gezien.
Nee… je maakt een keuze, je gaat ergens voor, dat wel, en dan hoop je maar dat dat goed uitpakt. Roeping, dat lijkt me een veel te groot woord als je het over jezelf moet zeggen.
Ik hoop het en ik bid ervoor, maar of ik werkelijk geroepen ben, dat kan volgens mij pas achteraf worden vastgesteld, net als bij Gré Versluys.
Pastor Bert Glorie